|
||||||||
|
Ik zou, zelfs niet na tig keren luisteren, deze plaat het “jazz”-etiket durven opkleven, al weet ik uiteraard wel dat multitalent Vitja Pauwels ook wel eens in de jazz actief durft te zijn. We kennen hem wellicht allemaal van bij Bombataz of Warm Bad. Sommigen zien hem bij An Pierlé of Lara Rosseel en wellicht de meesten leerden hem de voorbije zomer kennen, toen hij avond na avond de fraaiste dingen uit de snaren toverde en hij dagelijks te gast was in Vive Le Vélo, waar hij ronduit schitterde, samen met sirene Naïma Joris. Over één ding kunnen we het alvast eens zijn: Vitja moet tot de hardst werkende club der muzikanten behoren en hij lijkt goed op weg om het epitheton “alomtegenwoordig” te verdienen. Niet dat u ons daarover zal horen klagen, maar we vragen ons gewoon af waar de jongeman al de tijd vandaan haalt om alles waar hij mee bezig is op welhaast hetzelfde hoge niveau te deponeren. Maar bon, we zouden het hebben over de eerste studioplaat onder eigen naam, die dezer dagen uitkomt. Een live-opname was er al even, maar nu is er dus dit studiodebuut, opgenomen bij Koen Gisen in La Patrie, waar met de regelmaat van een klok kleine meesterwerkjes het levenslicht zien. Pauwels haalt zo’n beetje alles uit zijn verzameling kisten en kasten op de acht nummers van deze plaat: hele verzamelingen gitaren, van gewone klassieke tot lap steel en resonator, maar ookomnichord, marxophone en tenori on. Dat zijn dingen waar de gewone sterveling nauwelijks over gehoord heeft, maar die in de handen van Pauwels de heerlijkste klanken voortbrengen. En daarmee is het sleutelwoord van deze plaat gevallen: bij Vitja draait het, meer nog dan om melodie of ritmes, om klanken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Bill Frisell en Marc Ribot tot de absolute top van zijn eigen muzikale favorieten behoren. Ook een gezonde fascinatie voor het werk van Daniel Lanois blijkt hem niet vreemd, evenmin als een dito mate van bewondering voor Ry Cooder. Tja, als je dergelijk muzikaal gezelschap opzoekt, dan kan er al eens iets gebeuren en dat is exact waar het bij deze plaat om draait: hier worden allerlei uithoeken van de snarenwereld bezocht en verkend, maar net zo goed experimenteert Vitja met zijn eigen stem, die hij vermoedelijk door allerlei kabels heen stuurt om ze als een extra instrument aan zijn al rijke palet toe te voegen.. Dat in La Patrie steevast alles in dezelfde ruimte gespeeld wordt, maakt dat de plaat een soort natuurlijke flow in zich draagt, die, al zijn de nummers heel gevarieerd, er voor zorgt dat alles overkomt alsof het recht onder je neus live bedacht en ingespeeld wordt. En “alles” betekent in casu nogal wat: zo klinkt opener “Silhouettes” alsof de Ry Cooder van “Paris Texas” in het Hoge Noorden heeft postgevat en er persoonlijk een bevroren versie van Amerikaanse country komt inspelen. “Sync In” bevat evenzeer Americana-elementen als experimentele klanken, die onvermijdelijk aan Ribot doen denken. “Noir” is weer pure film-Cooder, terwijl het heel aparte “Clouds that look,like Things” het meest doorgedreven experiment is, waardoor je willens nillens meegesleept wordt, precies omdat het tegelijkertijd heel spontaan en weldoordacht is. En dan is het tijd voor de hoofdschotel: de tandem ‘Sundial”/Muchacha” vat eigenlijk de hele plaat samen: gitaar en stem produceren een bijzonder duet op het eerste, terwijl het laatste op “Mambo Sinuendo” van Ry Cooder had kunnen staan. Ook de “outro” van de plaat vormt de facto een tweespan: “Drift By” doet mij aan Tommy Emmanuel denken en”Everyone dies” biedt een heel fraai samenspel tussen stem, gitaar en allerlei elektronica. Daarmee wordt een sfeer gemaakt, waarmee je vrede hebt als luisteraar: de plaat is helemaal àf en je hebt telkens weer het gevoel dat je iets heel bijzonders hebt meegemaakt. Platen van dit kaliber kom je maar zelden tegen en ik ben er nogal van overtuigd dat de grote wereldpodia op Vitja wachten. (Dani Heyvaert)
|